Als een vlek licht






Ik kan niet zeggen dat ik me hier thuis voel, maar ook niet dat ik niet thuis ben. Deze plek is een vlek licht, zich ver uitstrekkend licht, licht dat pijnlijk helder is en tegelijkertijd wazig, als een tastbare wolk die nergens heen moet, die zichzelf uit de wind heeft geplaatst, zomaar, op een dag, en het is niet duidelijk of het de beslissing was van één van de deeltjes van de wolk en de overige deeltjes volgden, golfden, maar het was plots, onoverdacht, en onvermijdelijk, en soms lichten de randen van die grote wolk op door het heldere licht dat ook de golf uitmaakt, en soms stromen ze in elkaar over, als één grote vergissing, als een groot gemors, of als een juistheid, het maakt niet uit, zo voelt het hier, dat het niet uitmaakt en dat alles er toch van afhangt, zo voelt het hier, licht en wazig en helder en niet op een kaart vast te pinnen, niet in de tijd, niet op een x- of y-as, zo voelt het hier als niet vreemd, als niet thuis, als een plek van licht en water en stofdeeltjes, grijs maar niet grijs, kleur van onvangbaar licht, licht dat zelf beslist hoe het gezien, hoe het valt en hoe vrijuit, als een reeks woorden die elkaar opvolgen en die je niet verstaat en toch bijhoudt, in een boekje ergens op de kale grond van de sobere kamer waarin je slaapt in een eenpersoonsbed, omdat je niet zo vrij als licht hebt leren vallen, je leren uitgieten over een andere huid, en waar je je hand op je eigen buik legt, zoals je niet leerde schrijven zonder je vingers te pijnigen, je houdt de pen te hard vast en waarom, je moet je grip loslaten, zo los als je stokjes houdt bij het eten van rijst uit een kom, zeil in de wind, maar de grip heeft zich in mijn gewrichten genesteld, het spijt me, woorden die je uitspreekt uit het raam van deze kamer zonder glas en een enkel half doorschijnend gebroken wit gordijn, een gordijn dat je je herinnert uit een reis die je nooit maakte, de trage slag van haar waaien, woorden die de wolk dan weer opraapt – neen, opslokt beter – zodat er een oneindige stroom van vasthouden en loslaten en vasthouden ontstaat van spreken en zwijgen van wind en waaien van nergens en thuis zijn zonder thuis te zijn, neen, niet thuis, dat woord maakt geen deel uit van de reeks woorden die je niet grijpen kan die je opschrijft en die weer verdwijnen zoals thuis verdwijnt of nooit bestond, behalve toen, even, bij jou, waar ik het vallen probeerde, toen ik ergens in de diepte van mijn botten een greep hoorde loskomen, geluidloze zucht van een vogel, het spijt me, zeil in de wind, en ik me niet even licht voelde maar licht was, licht werd, zo voelt het hier zo licht zie je ik zou willen dat je het kon zien dat je

Curator Joke van Leeuwen nodigde Yousra samen met Esohe Weyden en Nozizwe Dube uit om een tekst te schrijven in vorm naar keuze met ‘niet thuis thuis’ als vertrekpunt. Yousra schreef een fragment dat je zowel proza als poëzie zou kunnen noemen, of iets tussenin, of is het een brief, een meditatie misschien, een droom, zeil in de wind.︎