Een Abstract Verlangen
De kunst bestaat erin niet de vacht van de kat te tekenen. Niet de veren van de vogel te willen vangen met je penseelstreken, de golvende haren van de in steen uitgehouwen vrouw in houtskool, of de takken en bladeren te willen vatten van de bomen waarmee je straks een landschap in pastelkrijt wil vormen, landschap dat uitkijkt op zee.
Neen. Ga voorbij de anekdotiek. Abstraheer.
Oké, ik doe mijn best.
De ironie is dat een goed portret juist heel vlak en oninteressant kan zijn. Dat wanneer je de veren, haren, takken tekent, je geen vogel krijgt, geen mens of bos, maar een prent van een vogel, een prent van een mens, prent van een bos.
Ik snap het, interessant, een beetje zoals met de kat van Marcel Broodthaers.
De kat van wie?
Laat maar... De abstractie komt dus eigenlijk dichterbij de realiteit dan het figuratieve?
Het hangt er natuurlijk vanaf hoe je die realiteit definieert... Maar alleen zo zal je vogel wind onder de vleugels voelen en vlucht kunnen nemen, de wind die ook de haren beroert, alleen zo zal je het bos kunnen ruiken en de takken horen kraken onder je voeten.
Ik moet de zee dus vergeten terwijl ik haar teken?
Niet helemaal. Een beetje.
Ik denk niet dat ik de zee kan vergeten. Ik denk niet dat ik de zee wil vergeten.
***
Zoals ik op zaterdagvoormiddagen leer tekenen en schilderen – niet anekdotisch maar naar de essentie gaande, een essentie gevormd door tonen en vormen (maar ze moeten wel juist zijn, de vormen, verzinnen mag je alleen in precies de juiste mate, wat is waarheid, het gewaagde midden tussen intuïtie en waarneming) – zo wil ik ook schrijven.
De vraag rijst: gaat dit ook op voor literatuur?
Miauw.
Op het eerste gezicht niet. Een belangrijke man aan een belangrijke schrijversschool in Amsterdam verkondigde laatst luid en stellig: literatuur moet het abstracte concreet maken. Dat is de grondregel.
Ik heb een ambigue verhouding met abstractie. En met grondregels.
Miauw?
Enerzijds is abstractie een luxe.
Miauw?
Wel, in die zin dat de schrijvers en dichters die zich abstractie kunnen veroorloven, vaak een gepriviligieerde positie hebben in de maatschappij, zich kennelijk niet in de situatie bevindend of de noodzaak voelend (noodzaak, niet verlangen) om bepaalde zaken – beter: waarheden – op een niet mis te verstane, ondubbelzinnige manier te uiten, hun noden en pijnen helder te articuleren, hun bestaansrecht schrijvend en sprekend luid vorm te geven.
(Stilte)
Stel dat de vogel waarover we daarnet spraken geweld pleegt, dan volstaan geen abstracte essenties, dan moet je de vogel duidelijk tekenen, schilderen, houtskolen (is dat een woord?), we moeten de moordlustige vogel benoemen, aanwijzen, haarscherp in beeld brengen, zodat we hem kunnen opsporen, najagen (ja, dat zal jij wel leuk vinden) en vervolgen, het omgekeerde kunnen we ons niet veroorloven.
Miauw!! Miauw!
In dat opzicht geef ik de belangrijke man aan de school in Amsterdam dus gelijk.
Maar...
Miauw?
De laatste tijd denk ik er anders over.
(Stilte)
Dat abstractie de noodzaak is, niet het concreet zijn.
Miauw...
Ja, ik ben een beetje abstract bezig, sorry,... of neen, niet sorry, ik verontschuldig me al te lang in mijn schrijven en spreken. Wat ik bedoel... wel, dat is precies wat ik bedoel. Dat duidelijke, concrete, expliciet maatschappijkritische schrijven, dichten, dat wordt gedreven door een verlangen naar vrijheid.
Miauw.
Het is een vraag naar bestaan, mogen bestaan. En dat is een belangrijke vraag, die dan ook helder geformuleerd moet zijn. Maar daar schuilt het probleem: de vraag rust op een asymmetrie, een ongelijkheid, dichtend en schrijvend wachten we om gelezen en gehoord te worden, en, bij goede afloop, ons bestaansrecht als in een oorkonde overhandigd te krijgen.
Miauw?
Precies! Goede vraag: wachten op wie? En waarom?
Miauw!
Ik ben blij dat je me verstaat, ik dacht even dat ik je was kwijtgeraakt...
Miauw miauw.
Ik beweeg me daarom hoe langer hoe meer weg van dat soort schrijven, dichten, spreken: het als reactie op, ontkrachting of negatie van, gegeven, geschreven, gesproken woord: in al die gevallen blijft dat woord afhankelijk. En de essentie van bestaansrecht ligt er net in niet af te hangen (of toch niet vanuit een ondergeschiktheid). Een spreken en schrijven dat een vraag tot bestaansrecht in zich draagt, kan daarom nooit een vrij spreken of schrijven zijn.
(Stilte)
Ik claim pas werkelijk mijn bestaansrecht, wanneer ik de vraag afzweer, haar meegeef in de wind, waar ze verwordt tot een vlinder die opstijgt zonder te wachten op een antwoord, op een toestemming, en slechts afhangt van de seizoenswissel, de tijd en intensiteit van het licht, en de ergens in haar eigen abstracte kern besloten kennis.
Miauw...
Ik wil dus niet de vleugels van de vogel schrijven maar de bries waarop ze dansen, niet de haren van de vrouw maar de vormen, niet de takken van de bomen maar hun tonen. En de zee, de zee, de zee tekenen door haar in precies de juiste mate te vergeten.
In dat opzicht geef ik de belangrijke man dus ongelijk: literatuur moet het abstracte niet altijd concreet maken.
Miauw...
Het abstracte is mijn verlangen.
Miauw...
Meer nog: abstractie is mijn noodzaak.
Miauw...
* * *
Is dit een vogel?
Is dit een bos, een vrouw? Een gedicht?
Neen. Ga voorbij de anekdotiek. Abstraheer.
Oké, ik doe mijn best.
De ironie is dat een goed portret juist heel vlak en oninteressant kan zijn. Dat wanneer je de veren, haren, takken tekent, je geen vogel krijgt, geen mens of bos, maar een prent van een vogel, een prent van een mens, prent van een bos.
Ik snap het, interessant, een beetje zoals met de kat van Marcel Broodthaers.
De kat van wie?
Laat maar... De abstractie komt dus eigenlijk dichterbij de realiteit dan het figuratieve?
Het hangt er natuurlijk vanaf hoe je die realiteit definieert... Maar alleen zo zal je vogel wind onder de vleugels voelen en vlucht kunnen nemen, de wind die ook de haren beroert, alleen zo zal je het bos kunnen ruiken en de takken horen kraken onder je voeten.
Ik moet de zee dus vergeten terwijl ik haar teken?
Niet helemaal. Een beetje.
Ik denk niet dat ik de zee kan vergeten. Ik denk niet dat ik de zee wil vergeten.
***
Zoals ik op zaterdagvoormiddagen leer tekenen en schilderen – niet anekdotisch maar naar de essentie gaande, een essentie gevormd door tonen en vormen (maar ze moeten wel juist zijn, de vormen, verzinnen mag je alleen in precies de juiste mate, wat is waarheid, het gewaagde midden tussen intuïtie en waarneming) – zo wil ik ook schrijven.
De vraag rijst: gaat dit ook op voor literatuur?
Miauw.
Op het eerste gezicht niet. Een belangrijke man aan een belangrijke schrijversschool in Amsterdam verkondigde laatst luid en stellig: literatuur moet het abstracte concreet maken. Dat is de grondregel.
Ik heb een ambigue verhouding met abstractie. En met grondregels.
Miauw?
Enerzijds is abstractie een luxe.
Miauw?
Wel, in die zin dat de schrijvers en dichters die zich abstractie kunnen veroorloven, vaak een gepriviligieerde positie hebben in de maatschappij, zich kennelijk niet in de situatie bevindend of de noodzaak voelend (noodzaak, niet verlangen) om bepaalde zaken – beter: waarheden – op een niet mis te verstane, ondubbelzinnige manier te uiten, hun noden en pijnen helder te articuleren, hun bestaansrecht schrijvend en sprekend luid vorm te geven.
(Stilte)
Stel dat de vogel waarover we daarnet spraken geweld pleegt, dan volstaan geen abstracte essenties, dan moet je de vogel duidelijk tekenen, schilderen, houtskolen (is dat een woord?), we moeten de moordlustige vogel benoemen, aanwijzen, haarscherp in beeld brengen, zodat we hem kunnen opsporen, najagen (ja, dat zal jij wel leuk vinden) en vervolgen, het omgekeerde kunnen we ons niet veroorloven.
Miauw!! Miauw!
In dat opzicht geef ik de belangrijke man aan de school in Amsterdam dus gelijk.
Maar...
Miauw?
De laatste tijd denk ik er anders over.
(Stilte)
Dat abstractie de noodzaak is, niet het concreet zijn.
Miauw...
Ja, ik ben een beetje abstract bezig, sorry,... of neen, niet sorry, ik verontschuldig me al te lang in mijn schrijven en spreken. Wat ik bedoel... wel, dat is precies wat ik bedoel. Dat duidelijke, concrete, expliciet maatschappijkritische schrijven, dichten, dat wordt gedreven door een verlangen naar vrijheid.
Miauw.
Het is een vraag naar bestaan, mogen bestaan. En dat is een belangrijke vraag, die dan ook helder geformuleerd moet zijn. Maar daar schuilt het probleem: de vraag rust op een asymmetrie, een ongelijkheid, dichtend en schrijvend wachten we om gelezen en gehoord te worden, en, bij goede afloop, ons bestaansrecht als in een oorkonde overhandigd te krijgen.
Miauw?
Precies! Goede vraag: wachten op wie? En waarom?
Miauw!
Ik ben blij dat je me verstaat, ik dacht even dat ik je was kwijtgeraakt...
Miauw miauw.
Ik beweeg me daarom hoe langer hoe meer weg van dat soort schrijven, dichten, spreken: het als reactie op, ontkrachting of negatie van, gegeven, geschreven, gesproken woord: in al die gevallen blijft dat woord afhankelijk. En de essentie van bestaansrecht ligt er net in niet af te hangen (of toch niet vanuit een ondergeschiktheid). Een spreken en schrijven dat een vraag tot bestaansrecht in zich draagt, kan daarom nooit een vrij spreken of schrijven zijn.
(Stilte)
Ik claim pas werkelijk mijn bestaansrecht, wanneer ik de vraag afzweer, haar meegeef in de wind, waar ze verwordt tot een vlinder die opstijgt zonder te wachten op een antwoord, op een toestemming, en slechts afhangt van de seizoenswissel, de tijd en intensiteit van het licht, en de ergens in haar eigen abstracte kern besloten kennis.
Miauw...
Ik wil dus niet de vleugels van de vogel schrijven maar de bries waarop ze dansen, niet de haren van de vrouw maar de vormen, niet de takken van de bomen maar hun tonen. En de zee, de zee, de zee tekenen door haar in precies de juiste mate te vergeten.
In dat opzicht geef ik de belangrijke man dus ongelijk: literatuur moet het abstracte niet altijd concreet maken.
Miauw...
Het abstracte is mijn verlangen.
Miauw...
Meer nog: abstractie is mijn noodzaak.
Miauw...
* * *
Is dit een vogel?
Is dit een bos, een vrouw? Een gedicht?
Dit interview werd gegeven door Yousra Benfquih te Cruyslei, 2140 Borgerhout, Antwerpen.
Other texts:
ESSAY
Een Abstract Verlengen
De kunst bestaat erin niet de vacht van de kat te tekenen. Niet de veren van de vogel te willen vangen met je penseelstreken, de golvende haren van de in steen uitgehouwen vrouw in houtskool, of de takken en bladeren te willen vatten van de bomen waarmee je straks een landschap in pastelkrijt wil vormen, landschap dat uitkijkt op zee.
FULL TEXT